Het leven is een puzzel

Tijdens de Argentijnse dictatuur in de jaren zeventig haalde het militaire regime kinderen weg bij politieke gevangenen. Deze kinderen groeiden op in gezinnen die de junta van Videla goed gezind waren. Al veertig jaar zijn de biologische families van deze kinderen naar ze op zoek. Inmiddels zijn 121 van de 500 kinderen gelokaliseerd. Jorgelina is een van hen.

In het cultureel centrum in het noorden van Buenos Aires hangt een bonte verzameling van verschillende stijlen, materialen en technieken. Jorgelina leidt haar gasten langs de tekeningen, schilderijen, zeefdrukken, collages en vertelt de verhalen die bij de stukken horen. Haar kunst reflecteert de zoektocht naar haar identiteit, geeft ze aan. Was haar werk voorheen in zachte tinten, nu is het expressiever. Ze hoeft zichzelf niet meer te verbergen.

Haar kunst is soms gesigneerd met ‘Carolina’, soms met ‘Jorgelina’. Ze wijst naar een tekening die ze maakte van een foto van haarzelf als peuter. Het was het eerste werk dat ze ondertekende met ‘Jorgelina’, de naam die haar biologische ouders haar gaven. Ze was een foto aan het natekenen die haar moeder van haar had gemaakt en realiseerde zich opeens dat haar mama op dat moment dus naar haar had gekeken. En dat zij had teruggekeken. Toen kon ze haar werk niet meer ondertekenen met ‘Carolina’.

Haar moeder verdween toen Jorgelina drie jaar oud was, haar vader was al eerder omgekomen tijdens een confrontatie met het leger, begin jaren zeventig. Ze waren beiden actief voor de linkse, gewapende verzetsgroep ERP. Ook al was Jorgelina niet zoals veel andere gestolen kinderen bij een militair gezin geplaatst, haar nieuwe ouders waren wel sympathisanten van het rechts-conservatieve Videla-regime. Zij veranderden haar naam in Carolina.

Omdat Jorgelina al relatief oud was toen ze bij hen kwam wonen, heeft ze altijd geweten dat ze geadopteerd was, dat ze kind was van desaparecidos, mensen die tijdens de dictatuur zijn verdwenen. Haar adoptieouders schetsten een beeld van haar biologische ouders als criminelen die bomaanslagen pleegden. Ze moest haar nieuwe ouders dankbaar zijn dat ze haar hadden gered. Het zorgde ervoor dat ze altijd het gevoel had dat ze haar achtergrond moest compenseren, dat ze zich netjes moest gedragen, de perfecte student moest zijn. Dan zouden ze hopelijk van haar blijven houden.

Het duurde jaren voor ze zich kon openstellen voor haar biologische achtergrond. Haar oudere broer, die in tegenstelling tot Jorgelina niet was weggehaald bij hun biologische familie,  nam voor het eerst contact met haar op toen ze begin twintig was. Als hij belde, luisterde haar adoptiemoeder mee aan een tweede telefoon. Vervolgens maakte zij Jorgelina een maand lang het leven onmogelijk. Ze wist toch hopelijk wel dat die jongen allemaal leugens vertelde?! Uit angst voor haar afwijzing deed Jorgelina alsof haar biologische familie haar niets kon schelen. Dat kwetste haar broer heel erg. ´Waarom doe je zo? We zijn toch je familie?´ vroeg hij in de brieven die hij schreef. ‘Jullie zijn niets van mij,’ schreef ze terug.

Om te ontsnappen aan de druk die beide families op haar uitoefenden, trok Jorgelina zich terug in een klooster. Daar ging het niet meer om de relaties met haar twee families, maar haar relatie met God. Door zich volledig daarop te richten hoopte ze opnieuw te kunnen beginnen. Maar wilde ze echt non worden dan moest ze haar eigen geschiedenis kennen, verzekerde een monnik haar. Vanuit het klooster legde ze weer voorzichtig contact met haar broer.

Ze herinnert zich het moment dat ze hem voor het eerst zag. Ze herkende zijn gezicht, zijn ogen, als de hare. Maar hoe kon deze persoon haar eigen broer zijn? Het was een vreemde die voor haar stond, iemand waarmee ze niets had gedeeld, niets had opgebouwd in de afgelopen dertig jaar. Ze voelde zijn liefde, hij zei dat de hele familie haar zo had gemist. Maar zij herinnerde zich niets over hen.

Het duurde een hele tijd voor Jorgelina ze kon toelaten in haar leven. Het was een moment waar haar biologische familie jaren naar had uitgekeken. ‘Je bent net je moeder,’ zeiden ze steeds maar weer. ‘Hoe je je beweegt, zelfs je kapsel lijkt op dat van haar.’ ‘Ik ben mijn moeder niet,’ zei Jorgelina dan, ‘ik ben Carolina.’ Haar broer en oom deden hun best haar bij die naam te noemen die eerste periode, andere familieleden bleven haar steevast met Jorgelina aanspreken. Alsof ze gewoon die driejarige was die zij voor het laatst hadden gezien. Het voelde alsof ze opnieuw werd toegeëigend, net als al die jaren terug door haar adoptiefamilie. Alsof ze een object was. Ze wou dat iemand eens aan haar vroeg wat zij eigenlijk wilde.

Langzaam leerde ze haar biologische familie kennen. Leerde ze haar ouders kennen, via de verhalen van anderen. Natuurlijk lijkt ze op hen, dat ziet ze nu ook. Ze heeft dezelfde strijdvaardigheid. Alleen richt zij die niet op politiek activisme, maar op zichzelf, op het vinden van haar identiteit. De afgelopen jaren groeide het besef dat ze haar bestaan niet hoeft te rechtvaardigen. Ze hoeft niet iedereen tevreden te stellen. Ze hoeft niet te kiezen uit de links-activistische wereld van haar biologische familie of de rechts-conservatieve van haar adoptiegezin. Zij mag haar eigen koers bepalen. Na de dood van haar adoptiemoeder veranderde ze haar naam terug in Jorgelina. Het zorgde voor een breuk met haar adoptievader en -broer, die dat als verraad zagen.

De reconstructie van identiteit is een enorm ingewikkelde puzzel, weet Jorgelina inmiddels, en een lang proces. Telkens als je denkt dat je er bent, dat je nu toch wel weet wie je bent en waar je vandaan komt, dan gebeurt er iets wat de boel weer op de kop zet. Ze dacht altijd dat identiteit iets is wat vaststaat, maar het blijkt altijd in beweging te zijn. Het is een optelsom van alles wat ze heeft meegemaakt en meegekregen. Als Jorgelina én als Carolina.

De grootste verandering van de afgelopen jaren is dat ze zich heeft kunnen openstellen, ruimte is gaan innemen. Bij haar thuis vroeger heerste het idee dat je persoonlijke zaken binnenshuis laat; dat je een kind van desaparecidos bent hang je niet aan de grote klok. En nu staat ze hier met haar tentoonstelling, met haar hele hebben en houden. Mag ze zijn wie ze is.

Dictatuur
Van 1976 tot 1983 hield een militair regime onder leiding van Jorge Videla Argentinië in zijn greep. Honderdduizenden vermeende linkse vijanden werden opgepakt, zo´n 30.000 zijn nooit meer teruggezien, de ‘desaparecidos’. Onder de gevangenen bevonden zich ook zwangere vrouwen. Na de geboorte van hun kind werden zij doodgeschoten of gedrogeerd uit een vliegtuig gegooid in de Río de la Plata of in de Atlantische Oceaan. De kinderen werden onder een valse identiteit geadopteerd door kinderloze militairen, politieagenten of burgers die het regime van Videla aanhingen. Ook oudere kinderen werden bij hun ouders weggehaald. Veel grootmoeders en andere familieleden van de kinderen zijn al 40 jaar naar ze op zoek. Onlangs werd kind nummer 121 gelokaliseerd.